Hoenders

Hoenders zijn er in verschillende grootte, kleuren en bevedering. Op tentoonstellingen worden ze ingedeeld op land van herkomst.

Hoenders

Wij kunnen tegenwoordig genieten van een enorme verscheidenheid aan hoenders in grootte, kleuren, bevedering etc. De rassen die wij nu kennen, zijn vrijwel zeker allemaal nazaten van het Bankivahoen.

De domesticatie van het Bankivahoen begon vermoedelijk ongeveer 6000 jaar geleden in de Indusvallei (India/Pakistan). Door selectie en kruisingen ontstonden rassen of werden rassen gecreëerd die zich aanpasten aan het klimaat van de streek en/of aan de wensen van de mensen uit zo’n streek. Veel streken hadden een eigen variant van het landhoen. Denk bijvoorbeeld aan het Drents hoen. Zo brachten de Romeinen lichtere kippenrassen naar onze streken. Kippen werden toen hoofdzakelijk voor het vlees gehouden, liepen vrij rond en scharrelden zelf hun kostje bij elkaar, deels uit afval.

De echte domesticatie is pas begonnen toen kippen sierkippen werden en later ook echte nutrassen.
Aan het einde van de 19e eeuw was er een landbouwcrisis. Veel West Europese boeren schakelde toen over op de pluimveehouderij die daardoor in een stroomversnelling kwam. Tussen 1850 en 1925 ontstond het merendeel van de nut- en sierrassen die wij nu kennen. Een goed sfeerbeeld uit die tijd geven enkele artikelen uit 1923 over hoenderparken en de relatie tussen bedrijfs- en raspluimveeteelt. Op hoenderparken werden in de jaren 20 voornamelijk grote rashoenders en ook raseenden op commerciële basis gehouden voor de verkoop van broedeieren en eendagskuikens.

Dwerghoenders werden al volop door liefhebbers uit die periode 1850 – 1925 gehouden, verbeterd en in steeds meer variëteiten en kleuren gefokt. Naast de rassen die alleen als krielvorm voorkomen (bijvoorbeeld de Nederlandse Sabelpootkriel), kennen we ook dwergrassen die door selectie etc. zijn gefokt uit grote hoenderrassen (bijvoorbeeld Wyandotte kriel, Barnevelder kriel etc.). In de boeken van staat ook veel leerzame informatie over de ontwikkeling van de diverse (streekgebonden) rassen.

Op tentoonstelling en keuringen worden de hoenders en dwerghoenders ingedeeld op land van herkomst, te weten:

  • Nederlandse rassen
  • Belgische rassen
  • Duitse rassen
  • Franse rassen
  • Engelse rassen
  • Rassen uit het Middellandse Zeegebied
  • Overige Europese rassen
  • Amerikaanse rassen
  • Aziatische rassen
  • Als laatste vaak de groep vechthoenderrassen (die overigens alleen de uiterlijke kenmerken hebben en ook alleen daarop worden gefokt).

Wilt u meer weten over de rassen? Deze zijn alle tot in detail beschreven in de Hoender- en dwerghoenderstandaard. Voor meer info kijk eens bij de digitale standaarden.

Hoenders en dwerghoenders (in de volksmond kippen en krielkippen genoemd) worden al heel lang door mensen gehouden. Er is bijna geen plek op de wereld waar geen kippen en krielkippen voorkomen of kunnen leven. Vooral de grote kippen worden bedrijfsmatig gehouden om hun eierproductie of vleesproductie.
Daarnaast worden kippen en krielkippen ook al heel lang als liefhebberij gehouden. Kippen, groot of klein, zijn gezellige actieve dieren, zien er prachtig uit, vertonen een interessant gedrag en leveren geregeld een ei. Geen wonder dus dat zo veel mensen kippen houden voor eigen plezier.

Zijdehoenders, een oud ras
Zijdehoenders, een heel oud ras

Domesticatie

Al onze kippen zijn vrijwel zeker nazaten van het Rode Boshoen (of Bankivahoen). De domesticatie begon ongeveer 6000 jaar geleden in de Indusvallei. Uit opgravingen in 1989 blijkt echter dat 2000 jaar eerder in China ook al kippen werden gehouden. Door selectie en kruisingen ontstonden rassen of werden rassen gecreëerd die aangepast waren aan eigenschappen van de streek en/of aan de wensen van de mens. Vooral de Romeinen brachten lichtere kippenrassen naar onze streken. Kippen werden toen hoofdzakelijk voor het vlees gehouden, liepen vrij rond en scharrelden zelf hun kostje bij elkaar, deels uit afval.

Het rode boshoen
Het Rode Boshoen

De echte domesticatie is pas begonnen toen kippen sierkippen werden en later ook echte nutrassen.
Aan het einde van de 19e eeuw was er een landbouwcrisis. Veel West Europese boeren schakelde toen over op de pluimveehouderij die daardoor in een stroomversnelling kwam. Tussen 1850 en 1925 ontstond het merendeel van de nut- en sierrassen die wij nu kennen.

Nutrassen zijn weer verdeeld in productierassen, slachtrassen en combinaties daarvan. Voorbeelden zijn de beroemde Leghorns, een legras bij uitstek, of de Barnevelder, een prima legras dat daarnaast ook nog een heerlijke bout opleverde.

Friese hoenders zilverkleurig, een oud-Hollands hoenderras
Friese hoenders zilverkleurig, een oud-Hollands hoenderras

Een voorbeeld van een specifiek Nederlands slachtras is de Noord Hollandse Blauwe die in de omgeving van Purmerend speciaal gefokt werd voor de Amsterdamse fijnproevers. Deze nuthoenderrassen zijn in de huidige bedrijfsmatige pluimveehouderij verdrongen door nuthybriden. Dit zijn geen rassen maar kruisingen voor de bio-industrie.

Een Barnevelder-ei is in een supermarkt niet gemakkelijk te vinden. Ook sierrassen zijn soms al honderden jaren oud. Het waren toen de rassen voor de elite en ze kostten een aantal maandlonen van een gewone arbeider. Op deze manier werd voorkomen dat deze sierrassen door de gewone man werden gehouden. Voorbeelden van typische sierkippen zijn de Hollandse Kuifhoenders, de Nederlandse Baardkuifhoenders en de Nederlandse Sabelpootkrielen.

De groninger meeuw
De Groninger Meeuw, ook een bekend oud-Hollands hoenderras

Liefhebbers en fokkers zorgen er voor dat ook nu nog die prachtige sierrassen en oorspronkelijke nutrassen behouden blijven.

Biodiversiteit

Nederland kent ruim vijfentachtig hoenderrassen en even zoveel dwerghoenderrassen. De meeste krielkippen zijn verdwergingen van de grote kippen. We kennen echter ook een aantal zogenaamde oorspronkelijke krielrassen. Van deze krielrassen bestaat geen grote tegenhanger. Biodiversiteit is de som van genetische varianten en is sinds de milieuconferentie van de VN in 1992 in Rio de Janeiro een begrip.

Ook onze kippen en krielkippen zijn een erfgoed uit een ver verleden en maken een belangrijk deel uit van deze biodiversiteit en moeten daarom gekoesterd worden.

Nederlandse Baardkuifhoen
Nederlandse Baardkuifhoen

Veel landen waaronder ook Nederland hebben de conventie van Rio ondertekend en daarmee verklaard zich in te zetten voor het behoud van deze biodiversiteit. Dat houdt ook in dat zij kleindierliefhebbers, die zich daarvoor inzetten, ondersteunen met middelen en mogelijkheden en voorlichting geven aan niet-liefhebbers over acceptatie van het natuurlijke gedrag van onze kippen.

Alle dieren hebben een goede huisvesting nodig. Kippen zijn gemakkelijke dieren en stellen geen hoge eisen aan de huisvesting. Ze kunnen goed tegen koude, maar minder goed tegen hitte en felle zonneschijn.
Kippen scharrelen van nature op en in de grond naar voedsel. Door dit gedrag kunnen kippen niet zomaar los in de tuin gelaten worden. Zij vernielen in korte tijd veel planten.
Kippen zijn dus niet geschikt om altijd los te lopen in een gecultiveerde tuin. Een goed hok met een ren (volière) is geschikter voor kippen. Beweeglijke kippen verlangen meer ruimte dan rustige dieren. Krijgen zij deze ruimte niet dan komt het gedrag van deze dieren niet tot hun recht. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de bouweisen van de gemeente.
In dit hoofdstuk worden richtlijnen gegeven voor de bouw van hokken, rennen of volières. 

Welstandseisen

Soms is voor het bouwen van een hok een bouwvergunning nodig. Kleine hokken kunnen zonder vergunning geplaatst worden. Het bouwen van grote hokken en volières is aan regels gebonden. Volgens de eisen van het ministerie van VROM van 1 januari 2003 is geen vergunning nodig als het hok:

1. gebouwd wordt bij een bestaande woning en het niet vanuit die woning direct te betreden is
2. op de grond gebouwd wordt, dus niet op een ander bouwwerk
3. maar uit één bouwlaag bestaat
4. bijdraagt tot het woongenot, dus niet voor professioneel gebruik
5. niet groter dan 10 m2 is en ten hoogte drie meter hoog

Wordt aan deze voorwaarden voldaan dan bepalen de volgende voorwaarden of de situatie licht vergunningsplichtig is:
6. het huis waarbij het hok gebouwd wordt is een rijksmonument
7. er wordt gebouwd bij een stacaravan of een andere niet permanente bewoning
8. het hok wordt gebouwd dichter dan één meter aangrenzend aan openbaar groen of voorerf
9. het hok is groter dan 10 men staat dichter dan één meter vanaf de grens met de buren
10. het totaal van de vergunningsvrije gebouwen is 30 mof het beslaat, inclusief de andere bijgebouwen, meer dan 50% van uw tuin.

Als u zich aan de hier genoemde regels houdt, kunt u bouwvergunningsvrij bouwen. Wordt niet voldaan aan de punten 1 t/m 4 dan moet een bouwvergunning aangevraagd worden. Deze vergunning is ook nodig als het hok groter is dan 50 mof hoger dan 5 meter. Verder moet het hok te allen tijde een passend bouwwerk zijn dat geen aanstoot geeft.

Hokken en rennen

Het is niet mogelijk een standaard hok voor kippen te beschrijven. De mogelijkheden hangen vooral af van de beschikbare ruimte in de tuin of om het huis en het aantal dieren dat wordt gehouden. Tot slot is ook belangrijk of er ook met de dieren gefokt wordt. Fokken met dieren betekent jonge dieren die ook een goed hok moeten hebben.

Een nachthok moet droog en tochtvrij zijn, maar wel goed geventileerd en niet erg stoffig. Daarom voldoen de zogenaamde open-front-hokken ook prima. Dit zijn hokken waarbij één zijde van het hok grotendeels uit gaas bestaat. Open-front-hokken hebben ook nadelen. Ongewenste dieren zoals muizen, ratten, marters en soms vossen kunnen vrij gemakkelijk in deze hokken binnendringen met alle gevolgen van dien. Bovendien klinkt het kraaien van de haan wel erg hard in de vroege ochtend en dat kan problemen opleveren.

Om al deze redenen is het beter een hok met een ren te hebben, waarbij ’s avonds het hok wordt afgesloten en ’s ochtends weer wordt geopend. De kippen zijn dan ’s nachts altijd binnen.

Prachtig hok met een grote ren
Prachtig hok met een grote ren

Gaat het alleen om een paar kippen voor de gezelligheid en een dagelijks vers eitje, dan is een hok met een ren voldoende. Is het de bedoeling om dieren te gaan fokken dan is een hok met verschillende gescheiden binnenhokken (een gecompartimenteerd hok) noodzakelijk.

Het aantal compartimenten is afhankelijk van de omvang van de fokkerij. Fokken op bescheiden schaal vraagt vaak al wel vijf compartimenten. De praktijk leert dat een fokker vrijwel altijd te weinig compartimenten heeft om de jonge dieren alle ruimte te bieden om op te groeien. Bij de bouw van een hok is het daarom nodig rekening te houden met eventuele latere uitbreidingen.

Voor de twee beschreven situaties zijn er vele creatieve mogelijkheden te bedenken. De tekeningen bij dit hoofdstuk zijn bedoeld als voorbeelden. Ga echter voor de keuze van dieren bij meerdere liefhebbers of fokkers van kippen kijken. Op deze manier wordt veel informatie verkregen, niet alleen over de bouw van hokken en rennen maar ook over oplossingen voor allerlei details in de hokken en rennen. Met deze informatie bij de hand is het beter mogelijk een goed hok te bouwen.

De grootte van het hok moet afgestemd worden op het aantal te houden dieren. Voor het vloeroppervlak van het nachthok is voor middelgrote rassen zoals de Leghorn per dier minimaal en voor een middelgroot dwergras minimaal 0,25 m2. Voor de ren is dat respectievelijk 1 m2 en 0,5 m2. Bij grote en kleine rassen worden deze adviesmaten aangepast. Drukke beweeglijke rassen vragen weer meer ruimte dan beschreven, terwijl erg rustige rassen met iets minder ruimte ook tevreden zijn.

Nachthok met een ren
Nachthok met een ren

De bodem van het nachthok wordt bij voorkeur gemaakt van beton. Beton is duurzaam en gemakkelijk schoon te maken.
Hokken waarbij de verzorger ook binnen staat (dus onder dak) voldoen veel beter dan kleine hokken zonder loop- en werkruimte binnen. Het valt niet mee om in weer en wind buiten te staan om dagelijks de kippen te verzorgen.
Het voer en strooisel staat dan ook binnen en blijft droog. Voer moet in tonnen of ander knaagdierenvrij materiaal worden opgeslagen.

Het is voor het plezier en gemak van de fokker belangrijk dat bij een gecompartimenteerd hok zowel de rennen als de nachthokken bereikbaar van ren naar ren en van hok naar hok. Dit voorkomt veel geloop.

Klein hokje voor enkele hoenders
Klein hokje voor enkele hoenders

Kippen slapen van nature op hoogte, meestal op takken in bomen. Dit gedrag vertonen de tamme kippen nog steeds. Een goed hok biedt de dieren dan ook voldoende zitstokken op enige hoogte boven de vloer van het hok. De zitstokken worden gemaakt van latten van 5 tot 7 cm breed en voldoende dik om niet door te buigen. Voor kleine krielkippen worden de zitstokken iets smaller gemaakt.

Aan de bovenkant worden de randen goed afgerond. Zijn er meerdere zitstokken nodig dan worden alle zitstokken op gelijke hoogte gebracht. Kippen willen altijd op de hoogste stokken zitten en op deze manier wordt het vechten om de beste slaapplaats voorkomen. Vaak wordt onder de zitstokken een mestplank aangebracht. De mest kan dan dagelijks verzameld worden waardoor het hok langer schoon blijft.

Open fronthok
Open fronthok

Kippen willen graag hun eieren op een beschutte plaats leggen. Ook dat is natuurlijk gedrag en moeten ze kunnen vertonen. Legnesten zijn gemakkelijk zelf te maken. Een legnest is niet anders dan een houten kistje met een open zijde. De grootte van het legnest moet zo zijn dat de hen er goed in past en zich ook nog kan omdraaien in het legnest. Op de bodem van het legnest voldoet een laag materiaal dat in het hok wordt gebruikt als bodemstrooisel. Een richtlijn is één legnest op zo’n zes hennen.

Hokken en rennen worden zo geplaatst dat de dieren altijd de schaduw en de luwte kunnen opzoeken. Het zonnetje in het voorjaar vinden ze heerlijk, maar ’s zomers hebben ze daar duidelijk problemen mee. Sommige veerkleuren zijn ook gevoelig voor zonlicht en worden dan vaal of grauw. Dat geldt vooral voor de kleuren wit, buff (een gelige kleur) en blauw.

Nachthok met een ren
Nachthok met een ren

Dieren met deze kleuren worden na de rui in de herfst altijd in de schaduw gehouden. De plaats voor het hok en de ren moet zo gekozen worden dat er geen water blijft staan in de ren. Dat wordt in de kortste keren een modderpoel. In de ren voldoet een laag grof zand van zo´n 40 á 50 cm uitstekend. Het water loopt daarin prima weg en kan door omspitten gemakkelijk weer rul gemaakt worden.

Strooisel of bodembedekking

Als bodemstrooisel is alle losse materiaal dat veel vocht opneemt geschikt. Goed materiaal is gehakseld stro, hennepstro, koolzaadstro of houtkrullen. Het strooisel moet regelmatig vervangen worden om te voorkomen dat het materiaal met de mest gaat samenkoeken. Als in het hok een ammoniaklucht hangt, is het strooisel al te laat vervangen. Vooral voor jonge dieren is droog strooisel nog belangrijker omdat in vochtig warm strooisel fatale ziektekiemen massaal tot ontwikkeling kunnen komen.

Kopen of zelf maken

Een handige doe-het-zelver kan met hulp van voorbeelden van bestaande hokken gemakkelijk een goed kippenhok bouwen.

Plattegrond van een meervoudig hoenderhok
Plattegrond van een meervoudig hoenderhok

Hokken voor kleine aantallen dieren kunnen ook kant-en-klaar gekocht worden bij timmerbedrijven die vaak gespecialiseerd zijn in dierenverblijven. Speciale hokken worden ook op verzoek door timmerbedrijven en bedrijven die tuinhuisjes maken geleverd. Het is dan verstandig eerst een goede tekening te (laten) maken en een offerte aan te vragen. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het verstandig is om vooraf bij andere kippenliefhebbers en -fokkers hokken te bekijken. Hokken moeten gemaakt worden van duurzame materialen, zodat het geheel onderhoudsarm is. Dat kost bij de bouw wat meer, maar bespaart op den duur geldt en ergernis. Maak het deel dat met de grond verankerd is van steen. Dat voorkomt het rotten van het hout van het hok.

Zonder goede voeding en verzorging geen gezonde dieren. Deze regel geldt altijd en overal. Dit hoofdstuk beschrijft kort de voeding en verzorging van kippen.

Voeding voor volwassen dieren

Kippen houden niet van plotselinge veranderingen en dit geldt zeker voor het voer. Vraag daarom de fokker waar de dieren worden gekocht welk voer wordt gebruikt en blijf dit voer nog een tijdje gebruiken. Later van voer veranderen kan altijd, als het maar geleidelijk gebeurt.

Het voer voor kippen kan gekocht worden in de vorm van meel of korrel. Kippen eten beide vormen goed.
De gemakkelijkste methode is het voeren van een volledig legvoeder dat zowel als meel of of als korrel beschikbaar is. Het gebruik van meel heeft het voordeel dat de dieren er langer over doen om de dagelijkse behoefte binnen te krijgen. Dit leidt de dieren af en kan verenpikken bij elkaar voorkomen.
Kippen zijn ook dol op groenvoer. Vrijwel alle groenvoer wordt door kippen gegeten. Keukenafval is minder geschikt omdat er vaak te veel zout en/of kruiden in voorkomen. Als extra mag naast dit volledige voer dagelijks een kleine hoeveelheid gemende granen bijgevoerd worden.
Kippen zijn er gek op en leren dat zij deze granen krijgen en worden er ook tammer van. Te veel granen geeft snel vervetting van de dieren. De legkracht neemt af en vette hanen bevruchten ook minder goed.

Kippen waarmee gefokt gaat worden hebben niet voldoende aan volledig legvoeder. Voor de fokperiode wordt een foktoomvoeder aanbevolen, ook weer verkrijgbaar in korrel- of meelvorm.
Dit voer is speciaal aangepast om de dieren in een optimale fokconditie te krijgen en te houden. Het resultaat is dan ook een goede conditie, goed bevruchtende hanen en kwaliteitseieren als een goede basis om gezonde jonge dieren te krijgen.
Let er op dat het voer vers is en de houdbaarheidsdatum niet verstreken is tegen de tijd dat het voer bijna op is. Elke dierenspeciaalzaak of voederleverancier kan deze kippenvoeders leveren.

Kippen waarmee gefokt gaat worden hebben niet voldoende aan volledig legvoeder. Voor de fokperiode wordt een foktoomvoeder aanbevolen, ook weer verkrijgbaar in korrel- of meelvorm.
Dit voer is speciaal aangepast om de dieren in een optimale fokconditie te krijgen en te houden. Het resultaat is dan ook een goede conditie, goed bevruchtende hanen en kwaliteitseieren als een goede basis om gezonde jonge dieren te krijgen.
Let er op dat het voer vers is en de houdbaarheidsdatum niet verstreken is tegen de tijd dat het voer bijna op is. Elke dierenspeciaalzaak of voederleverancier kan deze kippenvoeders leveren.

Voeding voor jonge dieren

Vanaf de tweede dag kan men de kuikens volledig opfokvoer I geven.
De eerste vierentwintig uur na het uitkomen leven ze nog van het restant van de eierdooier, dat zij kort voor het uitkomen via de navel in het lichaam hebben opgenomen. Ook hier geldt weer dat alle voer helemaal opgegeten moet worden omdat ook in de fijne bestanddelen de nodige vitaminen en mineralen zitten. De juiste voerbalans kan anders worden verstoord.

Waterbak voor zeer jonge kuikens. De knikkers voorkomen verdrinking.
Waterbak voor zeer jonge kuikens. De knikkers voorkomen verdrinking.

Geef zoveel voer dat de kuikens alles opeten en daarna weer goed reageren op de volgende portie. Als extra kan een beetje kuikenzaad toegevoegd worden. Ze zijn daar gek op en wennen op deze manier snel aan de verzorger.
Kuikens moeten wel vanaf de eerste dag water hebben.
Water wordt gegeven in ondiepe bakjes of tuitflesjes om verdrinking van de kuikens te voorkomen. Op enige hoogte plaatsen van de waterbakken is nodig om vervuiling te voorkomen.

Na zo’n zes tot twaalf weken wordt geleidelijk overgegaan op het gebruik van volledig opfokvoer II of jonge hennenvoer. De gebruiksaanwijzing van de fabrikant geeft dat aan. Het is een beetje rasafhankelijk, maar meestal kan dit voer gegeven worden totdat de leg begint.
Na enkele weken is het ook goed om wat fijne maagkiezel te verstrekken voor een goede spijsvertering en ontwikkeling van de spiermaag.
Als extra kan ook fijngesneden groenvoer gevoerd worden. Ook kuikens zijn er dol op als ze het hebben leren eten.

Voederbakken

Kijk bij de aankoop van de dieren welke bakken deze fokker gebruikt. Bevallen deze bakken dan is het verstandig dezelfde bakken ook zelf te gebruiken. De dieren zijn daaraan gewend.
Bij de dierenspeciaalzaak zijn vele soorten en maten voederbakken te koop. Afhankelijk van het ras kan men een keuze maken.
Pas de afmeting van de voerbak aan het aantal dieren aan zodat elk dier goed aan bod komt.
Rassen met een kuif of baard vragen aangepaste voerbakken om te voorkomen dat er veel voer in de baard of kuif achter blijft.
Bodemstrooisel wordt ook gemakkelijk in de voerbakken gekrabd. Om dit te voorkomen worden de voerbakken op een kleine verhoging geplaatst.

Hangende voorbak, kan niet omvallen, wordt niet bevuild en de muizen kunnen er ook niet bij komen
Hangende voorbak, kan niet omvallen, wordt niet bevuild en de muizen kunnen er ook niet bij komen

Drinkbakken

Voor drinkbakken geldt hetzelfde als bij de voerbakken. Plaats de bakken op een verhoging, zodat de dieren er geen vuil in kunnen krabben.
Het drinkwater wordt dagelijks ververst en de drinkbak schoongemaakt.
Belangrijk is dat de bakken, ook in lege toestand, niet door de kippen omgegooid kunnen worden als zij er op gaan staan of er tegenaan lopen of vliegen.
Kuiven en baarden van kippen mogen niet nat worden. Natte kuiven en baarden lokken andere kippen aan om naar deze natte veren te pikken en dit gedrag is moeilijk weer af te leren.

Extra toevoegingen

Een bakje met maagkiezel gemengd met wat grit mag nooit ontbreken. Kippen hebben geen tanden en vermalen met de maagkiezel het voedsel in hun maag. Zonder maagkiezel wordt het voer slecht verteerd en ontstaan gemakkelijk gebreksziekten.
Grit bevat veel kalk en leggende dieren hebben veel kalk nodig voor de vorming van een stevige eierschaal. Een bakje met grit mag bij leggende hennen nooit ontbreken.
Ook jonge kuikens hebben grit nodig, maar gebruik dan een fijne (kleine) soort grit, anders kunnen ze het niet opnemen.

Omgaan met dieren

Goed omgaan met de dieren is net zo nodig als het geven van voer en water.
Het omgaan met de dieren is misschien wel het mooiste wat er is.
Kippen zijn geen aaibare dieren en houden er niet van om opgepakt en geaaid te worden.
Het gedrag van de verzorger bepaalt ook sterk het gedrag van de kippen. Door altijd rustig met de dieren om te gaan en ze nooit te laten schrikken worden zelfs de schrikachtige rassen nog vrij rustig.

Sommige kippen worden erg tamGa daarom nooit onverwachts het hok in en laat de dieren in de ren nooit schrikken.
Laat bij de benadering van de dieren altijd een vertrouwd geluid horen, zodat de dieren weten dat de verzorger er aan komt en win zo het vertrouwen van de dieren.
En juist dat maakt het houden van kippen zo plezierig en interessant.

Spijsvertering

Een kip gaat door het leven zonder tanden en kiezen. Toch is een kip in staat om grof voedsel op te nemen en te verwerken. Het voer dat de kip oppikt komt eerst in de krop. In de krop wordt het voer opgeslagen. De voedselbrij schuift vervolgens gedoseerd door naar de kliermaag. In de kliermaag vindt de eerste afbraak van voer plaats.
Daarna komt het voer in de grotere spiermaag. In de spiermaag worden voederdeeltjes die nog grof en onaangetast zijn min of meer mechanisch gemalen. Een kip gebruikt hiervoor kiezelsteentjes. Door samentrekkingen van de sterke maagwand bewegen de scherpe steentjes door de voedselbrij waardoor deze verder vermalen wordt. Zonder scherpe maagkiezel is de kip niet in staat goed haar voedsel te verteren. Pas in de darmen worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed.

Maagkiezel en grit

Maagkiezel en grit zijn twee totaal verschillende producten. Maagkiezels zijn de kiezen voor een kip. Een kip in de natuur pikt scherp gekante steentjes op die in de spiermaag blijven steken om daar het voer te kunnen vermalen. Maagkiezel werkt in samenwerking met de sterke maagwand van spiermaag als een molensteen, als echte kiezen. Ze verslijten uiteraard ook en zodra ze rond en glad zijn, verlaten ze vanzelf het lichaam langs de natuurlijke weg. Kiezel stimuleert een optimale vertering. Daarom is het altijd nodig dat kippen onbeperkt maagkiezel kunnen opnemen. Maagkiezel wordt in een apart bakje in het hok aangeboden. Maagkiezel is niet gevoelig voor bederf.

Grit heeft een andere functie dan maagkiezel. Grit is bedoeld voor de kalkvoorziening. Komt het grit in de ‘zure’ spiermaag van een kip, dan wordt het broos en heeft het voor het vermalen van voedsel geen effect. Grit is een bron van calcium (kalk) voor kippen. Deze kalk is nodig voor de bouw van de eischaal, maar ook voor de bouw en het onderhoud van bijvoorbeeld botten. Gebruikt  u een volledig kippenvoer, dan komt normaal gesproken een tekort aan kalk niet voor en is het extra aanbieden van schelpengrit niet nodig.

Meel of korrel

Er zijn vele soorten kippenvoeders verkrijgbaar. Daarnaast zijn vele voeders naar keuze ok nog verkrijgbaar als meel, als kruim of als korrel. De hobbyist heeft als doel gezonde  kippen, die op zijn tijd een eitje leggen. Hiervoor volstaat een volledig legmeel of volledige legkorrel van de bekende hobbymerken.

Voordeel van meel of korrel

Bij veel voedermethodes wordt met meel wat meer voer verspild dan met korrels.
Bij meel kunnen kippen gaan selecteren. Zeker bij een beperkte ruimte bij de voerbak pikken de brutaalste dieren de grofste of lekkerste stukjes eruit en moet de rest het fijnere stof nemen. Geen van de dieren krijgt dan een volledige voeding binnen. Meel bevat nog grove deeltjes en structuur waardoor de spiermaag geprikkeld en geactiveerd wordt. Hierdoor wordt het voer efficiënter en gelijkmatiger omgezet. Meel wordt veel rustiger opgenomen dan korrels. Hierdoor hebben de dieren niet alleen meer afleiding, maar ook de vulling van het verteringsstelsel gaat niet zo abrupt als bij korrels. Samengevat heeft mooi grof meel de voorkeur boven korrel, mits verspilling van het voer door de juiste en voldoende voerbakken voorkomen kan worden.

Voeding voor fok- en tentoonstellingsdieren

Binnen de soorten kippenvoeders kunnen we naast een onderverdeling in meel, korrels en graanmengelingen ook nog een onderverdeling in gebruiksdoelen maken. Voor onze tentoonstellingskippen kunnen we de soorten onderverdelen in foktoomvoeders, kuikenvoeders, opfokvoeders, showvoeders en onderhoud-/legvoeders.
Hoe worden deze verschillende voeders optimaal ingezet in de verschillende perioden in het fokseizoen?

Foktoomvoeders

De uiterlijke verschijning van het voer zoals meel, kruimel of korrel zegt niets over de samenstelling van het voer. Een goed foktoomvoer moet zorgen voor:

  • levenslust en ‘graagte’ om te paren bij zowel haan als hen
  • een optimale bevruchting, zowel de haan als de hen mogen daarom niet te vet zijn
  • een optimale eisamenstelling zodat de eieren mooi gelijkmatig uitkomen in de broedmachine en de kuikens direct kwiek en levenslustig zijn.

Hoe bereikt u nu het beste resultaat met een foktoomvoer? Voer in deze periode geen of zeer beperkt granen bij. Granen zorgen voor vervetting bij zowel haan als hen en dat komt zowel de bevruchtings- als de legresultaten niet ten goede. Heeft u voorafgaand aan het broedseizoen te vette dieren, dan is het raadzaam om ze een tijdje te rantsoeneren. Alleen slanke dieren geven in deze periode resultaat. Zet het foktoomvoer vroegtijdig in. Bij voorkeur al zes tot acht weken voordat u broedeieren wilt verzamelen.

Kuikenvoeders

Kuikenzaad wordt door kuikens graag opgenomen, maar is het geen volledig voer. Kuikenzaad is eventueel wel te gebruiken voor de eerste (cruciale) dagen.
Waar moet een goed kuikenvoer aan voldoen? Goed kuikenvoer kan vanaf de eerste dag gevoerd worden en moet graag door de dieren worden opgenomen. Het moet bijdragen aan een goede gelijkmatige groei. Niet alleen het ‘vlees’ moet groeien, maar het gehele dier moet in verhouding meegroeien. Sommige soorten kuikenvoeders zijn te voeren tot ca acht weken, andere worden geadviseerd tot wel twaalf weken leeftijd. Bij een late broed kan langer kuikenvoer gevoerd worden om zo de dieren wat sneller in showconditie te krijgen.

Opfokvoeders

Het doel van een opfokvoer bij sierkippen is het gelijkmatig laten ontwikkelen van de dieren en ze in een goede showconditie te brengen. Het scheiden van hennen en hanen is een must. U kunt de dieren dan gerichter groot brengen. Hanen hebben een heel ander karkas dan hennen. Ze hebben meestal meer en bredere veren en moeten meer vlees ontwikkelen dan hennen. Daar zijn veel meer opbouwstoffen voor nodig. Er is specifiek hennen- en hanenvoer beschikbaar om de kenmerken per geslacht maximaal tot uiting te laten brengen.

Onderhouds-/legvoeders

Standaard onderhoudsvoeders of legvoeders zijn bruikbaar in een periode waarin u geen bijzondere eisen aan uw dieren stelt. Dergelijk voer is bijvoorbeeld bruikbaar voor de ouderdieren in het zomerseizoen of in het showseizoen wanneer ze niet tentoongesteld worden. Standaard legvoer is natuurlijk ook prima geschikt voor kippen waarvan u gewoon op z’n tijd een eitje wilt.

Graan en graanmengelingen

Het is een feit dat kippen dol zijn op granen, maar van een complete voeding is geen sprake bij alleen granen of een hoog aandeel granen in de voeding. Naast granen (energiebron) heeft een kip behoefte aan bepaalde eiwitten (bouwstoffen) en aan vitaminen en mineralen (beschermstoffen). Als u (veel) granen voert zal een kip vervetten waardoor de conditie terugzakt en het aantal eieren sterk afneemt. Wanneer u volledige voeders verstrekt zijn daarin al granen verwerkt, in het meel zijn die zelfs nog herkenbaar. Voer granen alleen bij als snoepje, maar niet meer dan maximaal 10% van de totale hoeveelheid voer.

Bij alle dieren komen ziekten, afwijkingen en gebreken voor. Het is niet mogelijk deze allemaal te beschrijven of om precies aan te geven hoe de liefhebber moet handelen. Enkele veel voorkomende ziekten worden kort behandeld.

Dit moeten we zien te voorkomen

Gebreken zijn voor het geoefende oog snel te zien. Dat begint bij de geboorte met afwijkingen aan het skelet, poten en snavel. Aan dit soort gebreken is niets te doen. In de vrije natuur zijn deze kuikens de eerste prooi van roofdieren.
De natuur zorgt er zelf voor dat deze dieren niet opgroeien. Ook de liefhebber moet dit erkennen en handelend optreden. Dieren met afwijkingen laten leven is niet diervriendelijk. In dit hoofdstuk worden enige handvaten gegeven voor de behandeling van zieke dieren.

Begrippen ziekteverwekkers en behandelmogelijkheden

Gebrekziekte

Een dier met ‘gebreksziekte’ is niet ziek, maar heeft gebrek aan maagkiezel, vitaminen of mineralen. De oplossing is het opheffen van het tekort.

Ectoparasieten

Voorbeelden zijn luizen, vlooien en bloedmijten. Deze parasieten worden bestreden met een insectenspray.

Ook de kalkpootmijt die zich in de loopbenen van de kip vreet valt onder de ecto- parasieten en kan met specifieke middelen worden bestreden.

Endoparasieten

Dit zijn darmwormen. De dierenarts heeft middelen tegen deze wormen.

Protozoën

Dit zijn dierlijke ééncellige wezens. Belangrijke ziekteverwekkers bij kippen zijn vier soorten die allen bij jonge dieren en vooral bij kuikens de ziekte coccidiose veroorzaken in verschillende delen van de darmen. Oudere dieren zijn er veel minder gevoelig voor.

Een snelle behandeling met een specifiek middel geeft meestal een goed resultaat. De dierenarts heeft deze middelen. De levenscyclus van deze protozoën verloopt via de mest deels buiten het lichaam, waar de ontwikkeling stormachtig is onder warme en vochtige omstandigheden.

Bacterieziekten

Deze ziekteverwekkers zijn veel kleiner dan de protozoën en verspreiden een ziekmakend gif waardoor de ziekte meestal een ontstekingsachtig verloop heeft.

De dierenarts heeft goede antibiotica.

Virusziekten

Virussen zijn nog weer veel kleiner en richten zich vaak op specifieke delen van het lichaam. Tegen virussen bestaan geen geneesmiddelen.

Hier helpt alleen preventief vaccineren waardoor op kunstmatige wijze met dode virussen een natuurlijk afweermechanisme wordt ontwikkeld. Het lichaam heeft enige weken nodig om de immuniteit op te bouwen.

Een bekend voorbeeld in de kippenhouderij is de verplichte enting tegen Pseudo Vogelpest (New Castle Disease of NCD). De dieren zijn vanaf twee weken na de enting tot en met vijf maanden erna immuun.

Herkennen en isoleren van zieke dieren

Een ziek dier vertoont vaak lusteloos gedrag, zondert zich af en eet meestal niet meer. Het is moeilijk de specifieke ziekte te herkennen, behalve als het uitwendige beschadigingen zijn. Soms is aan de houding van het dier of aan de aard en de kleur van de mest en de kleur van de kam af te leiden om welke ziekte het gaat.

Zodra een dier afwijkend gedrag vertoont, wordt dit dier geïsoleerd van de andere dieren. Een ziek dier wordt vaak het doelwit van gezonde dieren en brengt de ziekte misschien ook op de andere dieren over.

Plaats dit dier in een apart hok met schoon water en voldoende voedsel.

Belangrijk is ook om de bodembedekking schoon te houden.

Welke ziekte is het

Een ervaren fokker kan soms vast stellen om welke ziekte het gaat en advies geven. Sommige dierenartsen zijn redelijk tot goed gespecialiseerd in kippenziektes. Maar het blijft soms moeilijk een goede diagnose te stellen. Gaandeweg leert men zelf ook beter zieke dieren te herkennen.

De dieren moeten regelmatig gecontroleerd worden op ectoparasieten.
Deze parasieten zitten vaak onder de vleugels en rond de cloaca.

De rode bloedmijt komt ’s nachts uit kieren en naden in het hok te voorschijn en zuigt bloed bij de kippen. Die kieren waarin de mijten zich overdag terug trekken zijn te herkennen aan de grijze restanten er omheen. Bloedmijten geven ook een typische geur af. Als men eenmaal deze geur kent, dan herkent met ook snel een volgende uitbraak van deze mijten.

’s Zomers kan de besmetting heel ernstig zijn. De dieren krijgen bloedarmoede, worden lusteloos en krijgen bleke koppen.

Hetzelfde ziektebeeld kan ook ontstaan door een worm- of lintworminfectie. Zitten kuikens of jonge hennen ingedoken met opgezette veren, dan hebben ze vaak last van coccidiose. Nemen de dieren een pinguïnachtige houding aan, rochelen de kuikens of neuriën de volwassen dieren, dan is dat vaak een signaal van infectieuze bronchitis (IB).

Dit is niet de enige ademhalingsziekte. Veel kippenziektes hebben met de ademhaling te maken, dus meestal is het beter een dierenarts in te schakelen.

Een lastige virusziekte is de ziekte van Marek. De ziekte openbaart zich meestal als het dier geslachtsrijp is. Het zenuwstelsel wordt aangetast en het dier raakt verlamd. Soms is de typische spagaathouding te zien.

Wat kun je zelf doen en wat moet je niet zelf doen

Download hier de flyer over het voorkomen van vogelgriep

Over ziektes zijn goede boeken te koop.

Een goed boek is ‘Gezond pluimvee’ van dr. A.C. Voeten, dat te koop is bij de boekenverkoop van KLN. Bij dierenspeciaalzaken kunt u middelen tegen ectoparasieten kopen.

Andere middelen tegen verschillende ziekten kunnen beter via of bij de dierenarts gekocht worden.

Verplichte vaccinaties zoals tegen NCD moeten door een dierenarts of onder leiding van een dierenarts door een plaatselijke kleindiervereniging worden uitgevoerd.

De dieren moeten dan voorzien zijn van een vaste pootring met nummers. Op basis van die nummers wordt een entbewijs verstrekt.

Verder moeten alle ingrepen bij een dier waarbij verdoving of narcose wenselijk is door een dierenarts uitgevoerd worden.

Zelf dokteren betekent veel dierenleed en het is verboden.

Nazorg en herintroductie van het genezen dier

Knapt het zieke dier weer op, dan kan het weer terug geplaatst worden. Is het dier toch nog verzwakt, dan moet goed in de gaten worden gehouden of het dier wordt geaccepteerd. Is dat niet het geval, dan moet het dier nog verder aansterken en wordt het terugplaatsen later nog eens geprobeerd. 

 

Alle rassen kippen en dwergkippen hebben wel iets bijzonders dat hen aantrekkelijk maakt voor liefhebbers en fokkers. Toch moet op grond van een aantal kenmerken een goede keuze worden gemaakt. Impulsieve aankopen leiden bijna altijd tot teleurstellingen. Eén eigenschap hebben kippen en krielkippen echter gemeen: ze leggen praktisch het hele jaar eieren. Deze prestatie is wel afhankelijk van het ras, de vitaliteit van de dieren en van de omstandigheden.
Dit hoofdstuk geeft enkele richtlijnen en hulp bij het maken van een goede keuze.

Kenmerken

De kenmerken en eigenschappen van de in Nederland erkende hoenderrassen zijn beschreven in de Standaard van Kleindier Liefhebbers Nederland (KLN).
Rassen kunnen op basis van verschillende kenmerken ingedeeld worden.
Voor de liefhebber is een indeling op karakter het meest geschikt.

Vleesrassen met een groot, breed en diep lichaam zijn vaak rustige dieren die gemakkelijk zijn te houden. De Brahma, de Cochin, de Orpington en de Wyandotte zijn bekende vertegenwoordigers van deze zware rassen. Deze dieren wegen meestal rond de 4 tot 5 kg. Vooral de Wyandottes hebben ook nog een prima legkracht.

De tegenpool daarvan zijn de beweeglijke en actieve specifieke legrassen die bovendien ook heel goed kunnen vliegen. Legrassen zoals de Leghorn, het Friese hoen, het Drentse hoen, de Assendelfter, de Lakenvelder en het Chaams hoen kunnen het best in een nachthok met ren gehouden worden die van boven dicht is.

Tussen deze twee uitersten kennen we ook rassen die zowel goed leggen als vlees produceren, alleen in geen van beide zijn ze specialisten.
Een wereldberoemd voorbeeld daarvan is de Barnevelder, maar ook de Welsummer, de Australorp, de New Hampshire en de Sussex behoren tot deze groep.

Daarnaast kennen we ook nog de groep oud-Nederlandse rassen zoals de Kraaikop, de Brabanter, de Nederlandse Uilebaard, het Hollandse Kuifhoen en de Nederlandse Baardkuifhoen.
Deze rassen behoren tot ons cultuurgoed waar we trots op moeten zijn en die we in stand moeten houden.
De Kraaikop werd geroemd vanwege haar vleeskwaliteit, maar de overige rassen zijn typische sierkippen die het midden houden tussen rust en beweeglijkheid.

Tot slot nog de vechthoenders.
De vechthoenders werden gefokt voor de hanengevechten. Deze sport is al lang verboden maar de vechthoenderrassen bestaan gelukkig nog.
Deze rassen hebben allemaal een vechtlustige uitstraling. Typisch is dat deze rassen onderling erg strijdlustig zijn maar dit niet tonen naar de verzorger.

De dwergvormen van de grote kippenrassen zijn meestal zwaarder dan de oorspronkelijke dwergrassen en wegen respectievelijk rond de 1000 gram en 500 gram.
Vanzelfsprekend zijn de dwergvormen van de kleine hoenderrassen ook weer lichter. Zo wegen Friese krielen maar zo’n 500 tot 700 gram.
Bijzonder populaire verdwergde krielrassen zijn de Barnevelder krielen, de Wyandotte krielen en de Welsummer krielen.
Bij de oorspronkelijke krielen zijn dat ondermeer de Hollandse krielen, de Nederlandse Sabelpootkrielen, de Antwerpse Baardkrielen, de Chabo’s en de Sebrights.
De gewichten van deze actieve en beweeglijke kleine krielkippen ligt tussen de 500 en 850 gram.
Het bijzondere aan de Sebrights is dat de haan hennevederig is. De henneverderige haan heeft geen typische mannelijke veren en heeft dezelfde kleur en tekening als de hen.
Ook de Chabo kent een bijzonderheid. Dit ras is kortbenig.

Kijken, kiezen en kopen

De grote rijkdom aan hoender- en dwerghoenderrassen maakt de keuze voor de één soms gemakkelijk en voor de ander juist erg moeilijk. Er is zoveel moois.
Een besluit om kippen te gaan houden neemt men niet zomaar.
Belangrijk is de beschikbare ruimte. Op een kleine ruimte is het onverstandig om grote kippen te houden. Beter is dan om te kiezen voor krielkippen.
Is er voldoende ruimte beschikbaar, dan kan men aan rassen die een royale uitloop nodig hebben veel plezier beleven. 

Antwerpse baardkriel hen
Antwerpse baardkriel hen
Een volgende stap is het verzamelen van adressen van kippenfokkers of -liefhebbers om dieren te gaan bekijken en te vergelijken.
Deze fokkers en liefhebbers zijn de aangewezen personen om alle informatie te geven om een goede keuze te maken. Ga niet over één nacht ijs en bezoek meerdere fokkers of liefhebbers.
Kleindiertentoonstellingen worden op veel plaatsen in het land gehouden van september tot eind januari en zijn een bron van informatie. Het bezoeken van enkele tentoonstellingen is de moeite waard. Hier zijn vele rassen, vaak in verschillende kleurslagen, te bekijken.
 
Informatie over deze tentoonstellingen vindt u hier.
Koop de dieren bij een fokker die de huisvesting goed voor elkaar heeft, dieren heeft die er vitaal uit zien en op alle vragen een duidelijk antwoord geeft en een behulpzame en betrouwbare indruk maakt. Deze fokkers vindt u via de lijst met speciaalclubs van hoenders. Echt kopen kan natuurlijk pas nadat de huisvesting klaar is.

Passen in de omgeving

Een belangrijk aspect bij dierhouderij is lawaai-overlast.
Kippen maken geluid. Wie kent niet het kenmerkende gekraai van een haan.
Maar ook hennen laten het weten als ze een ei leggen en kakelen daarbij soms behoorlijk luid. Voor de één is dat gezellig en sfeermakend, maar anderen vinden dit storend.
Belangrijk is dat omwonenden zich niet gaan ergeren aan het geluid van kippen maar het eerder beschouwen als een natuurlijk geluid.
Tussen rassen bestaat ook verschil in het kraaigedrag van de hanen.
Het is verstandig bij de buren te polsen hoe zij denken over kippen in de naburige tuin. Beter vooraf overleg dan achteraf problemen.
Een goed gevoel voor kippen in de omgeving wordt versterkt door omwonenden regelmatig eieren te geven.

Transport

Gekochte dieren moeten op een goede manier worden vervoerd.
Bedenk steeds dat het levende dieren zijn die met zorg behandeld moeten worden. Worden de dieren een enkele keer vervoerd, dan voldoen passende dozen per dier met voldoende ventilatieopeningen.
Beter is het maken of kopen van speciale transportkisten voor kippen. Op grote tentoonstellingen worden vaak transportkisten aangeboden. Ook de fokker waar de dieren worden gekocht heeft transportkisten.
Goede transportkisten hebben voldoende ventilatieopeningen en bestaan uit afzonderlijke compartimenten met een dikke laag strooisel of hooi op de bodem.
De compartimenten moeten wel aangepast zijn aan het formaat van de dieren. Te klein is uiteraard niet goed maar ook te groot is niet goed, want dan gaan de dieren tijdens het transport schuiven.
Zijdelings vervoeren is het beste omdat de staarten van de dieren dan het minst beschadigen.
Dieren vervoeren op warme dagen is riskant. De temperatuur in de auto kan hoog oplopen, soms met fatale afloop voor de dieren.

In het eigen hok

Thuis aangekomen worden de dieren voorzichtig uit de kist of doos genomen en in de voor hen geschikt gemaakte ruimte losgelaten.
Nieuw aangeschafte dieren kunnen niet geplaatst worden bij een groep dieren die al in het hok zit. De nieuwe dieren worden als vreemd ervaren en worden aangevallen.
Een veiliger manier is alle dieren tegelijk een nieuw hok te geven.
Hanen bij elkaar zetten loopt meestal voor één maar soms ook voor beide dieren slecht af. Elke haan verdedigt zijn territorium en doet dat heel fanatiek.
Na een reis hebben de dieren behoefte aan fris drinkwater. En als er wat voer is, dan voelen ze zich snel thuis.

Kleindieren zijn al heel lang nauw verbonden met de cultuur van de mens. Diverse schilders zoals Jan Steen, Gijsbert d’Hondecoeter, Melch d’Hondecoeter, J.G. Keulemans, Hendrik ten Oever zijn zich zelfs gaan toeleggen op het verbeelden van kleindieren.

Hollands erfgoed kleindieren door schildersEen prachtig voorbeeld daarvan is het bekende schilderij De Hoenderhof van Jan Steen, dat u kunt vinden in het Mauritshuis te Den Haag. Dit schilderij geeft een tafereel uit het toenmalige dagelijks leven van welgestelden weer waarin ook vele kleindieren afgebeeld zijn.

Bij schilders als de d’Hondecoeters waren de kleindieren zelfs vaak het hoofdonderwerp in het schilderij. Daaruit moge blijken hoe belangrijk toen al kleindieren voor de mens waren.

Hollands erfgoed kleindieren van Nederlandse schilderOok lieten de welgestelden siertuinen aanleggen waarin verschillende volières opgenomen waren om te kunnen pronken met de bijzonderheden die ze verworven hadden. Een van de laatste in de rij van welgestelden die deze traditie hebben voortgezet was Dreesman van de bekende warenhuisketen.

Fokkers willen graag hun fokresultaat aan andere fokkers en liefhebbers tonen en tegelijkertijd in competitie strijden om te zien wie de beste dieren heeft. Overal in het land worden in de maanden september tot en met januari kleindierententoonstellingen georganiseerd.

Voor een overzicht van de kleindierententoonstellingen (met adresinformatie) in Nederland, klik hier.
In vogelvlucht wordt op deze pagina beschreven wat er allemaal gebeurt voor, tijdens en na een kleindierententoonstelling.

Tekening van een kleindiertentoonstelling in vroegere tijden

Selecteren en huisvesten van showdieren

Een showdier is een dier dat het standaardideaal dicht benadert en alle kenmerken toont van een vitaal dier.
De inzender moet dus op de hoogte zijn van de eisen die aan zijn ras in de betreffende kleurslag worden gesteld.
Deze dieren worden regelmatig in de hand genomen en goed bekeken en ontdaan van een onregelmatig veertje.
Voorkom ook dat natte dieren veel in de zon komen, want dat heeft een nadelige invloed op de veerkleur.
Vooral tere kleuren hebben daar last van. Dit wordt voorkomen door een deels overdekte ren met voldoende schaduw.

Een paar dagen voor de show worden de ingeschreven dieren in een trainingskooi geplaatst die veel lijkt op een echte tentoonstellingskooi. Hierdoor gedragen de dieren zich later op de tentoonstelling beter en zijn ze goed te beoordelen. Voer en water worden in deze trainingskooien natuurlijk niet vergeten.

Overzicht van kleindierententoonstelling

Conditioneren en toiletteren

Conditioneren zorgt er voor dat de dieren er zo goed mogelijk uitzien om op een show optimaal te kunnen presteren. De dieren mogen niet vet maar ook niet te mager (schraal) zijn. De bevedering mag ook niet beschadigd zijn. Het is duidelijk dat de dieren niet in een paar weken in een goede conditie zijn te krijgen als ze dat nog niet zijn. Dat kan alleen bereikt worden als de verzorging het hele jaar goed is.

Toiletteren is het showklaar maken van de in te zenden kippen. Hierbij worden de dieren schoongemaakt en de kopversierselen en de poten licht ingevet met vaseline waardoor de kleur intensiever wordt. Zijn de poten erg vuil en dan vooral tussen de schubben op de poten, dan worden voor het invetten de poten met een oude zachte tandenborstel gewassen.

Bij oudere dieren is het soms nodig de nagels of de punt van de bovensnavel te knippen. Let goed op dat niet in het leven wordt geknipt.

Klaar voor de tentoonstelling (blauwe Grubbe baardkrielhen)
Klaar voor de tentoonstelling (blauwe Grubbe baardkrielhen)

Als de dieren in schone hokken gehouden worden is het bij de meeste kleurslagen voldoende als de veren even met een vochtige doek voorzichtig worden afgenomen. Witte of overwegend witte dieren worden meestal wel gewassen. Ook al zien ze er schoon uit, ze leggen het dan af tegen dieren die wel gewassen zijn en daardoor stralend wit zijn.
De dieren worden enkele dagen voordat ze naar de tentoonstelling gaan gewassen. De veren kunnen dan goed opdrogen en hun natuurlijke glans terug krijgen. Voor het wassen zijn een paar bakken met lauw water nodig, waarin de dieren tot aan de kop worden ondergedompeld. In de eerste bak worden de dieren gewassen met babyshampoo of een ander zacht middel. De volgende bakken worden gebruikt om de zeep goed uit te spoelen. Uitspoelen kan ook met de douche. Met een handdoek worden de dieren afgedroogd. Hierbij wordt altijd met de veren mee gestreken. Dieren die een volle bevedering moeten hebben worden daarna met een föhn nagedroogd en het dons wordt wat gemodelleerd. Dieren met een strakke harde bevedering worden het best na het afdrogen met de handdoek in een schoon hokje of trainingskooi geplaatst om vanzelf verder op te drogen. Het hokje moet goed schoon zijn, anders heeft het wassen geen nut gehad. Goed getoiletteerde dieren ogen voor keurmeester en bezoekers veel beter dan niet-getoiletteerde dieren.

Verzendmateriaal

Als het tijdstip is aangebroken om de dieren naar de tentoonstelling te brengen, worden de snavel, de kam en de poten schoon gemaakt voordat ze in de verzendkist worden geplaatst. Het beste is elk dier apart in een verzendkist te plaatsen. Op de kist wordt het etiket geplakt van de organiserende tentoonstellingsorganisatie. Op dit etiket wordt het ringnummer geschreven, zodat bij het uitkooien gecontroleerd kan worden of het juiste dier in de juiste kooi wordt geplaatst.

Papierwinkel

In het vraagprogramma staat vermeld welke keurmeester de dieren keurt.
De keurmeester keurt de dieren volgens vaste regels en volgens de vastgestelde standaardbeschrijving.
Inschrijven voor een tentoonstelling verloopt volgens de procedure die beschreven is in het vraagprogramma van die tentoonstelling. De plaatselijke kleindiervereniging stuurt haar leden het vraagprogramma ruim van te voren toe. Vraagprogramma’s van andere tentoonstellingen worden aangevraagd bij de betreffende tentoonstellingssecretaris. In het vraagprogramma is alle informatie opgenomen over de tentoonstelling.
Is hierbij hulp nodig, ga dan naar een ervaren fokker van een plaatselijke kleindiervereniging.
De tentoonstellingsorganisatie stuurt de inzender kort voor de tentoonstelling de inschrijfbevestiging en een etiket voor elk ingeschreven dier met het kooinummer op de tentoonstelling.
Pluimvee dat naar een tentoonstelling wordt gebracht moet verplicht zijn ingeënt tegen New Castle Disease (NCD). Bij het enten ontvangt de fokker een entbewijs. Bij het inkooien is de inzender verplicht een kopie van het entbewijs af te geven aan de tentoonstellingsorganisatie. Dit entbewijs geldt ook als vervoersvergunning.

Dieren inkooien

Inkooien is het brengen van de ingeschreven dieren naar de tentoonstelling en het plaatsen van de dieren in de aangewezen kooien. De meeste fokkers brengen zelf of met enkele personen samen de dieren naar de tentoonstelling.
De grote (nationale) tentoonstellingen verzorgen vervoerslijnen door heel Nederland. Dit vervoer is veel goedkoper dan zelf de dieren wegbrengen en ophalen. In de vraagprogramma’s van deze grote tentoonstellingen zijn de vervoerslijnen beschreven, inclusief de voorwaarden om mee te doen.
De inzender of de vervoerder plaatst de dieren in de kooien. Gelijktijdig worden nog even wat slordige veren en staarten als gevolg van het transport rechtgestreken.De lege transportkist wordt onder de kooien geplaatst en de inbrengers van de dieren verlaten de tentoonstellingshal om bij het inkooien niet in de weg te lopen.

Keuringen en keurresultaten

Meestal zijn alleen tentoonstellingsmedewerkers, keurmeesters, helpers en schrijvers tijdens de keuring van de dieren aanwezig.

Keurmeester aan het werk op een kleindiertentoonstelling

De beoordelingskaart wordt aan de kooi gehangen, zodat iedereen de beoordeling van elkdier kan lezen. De inzender kan de beoordelingskaarten opvragen om mee te nemen.
De keurmeester gebruikt de onderstaande predikaten bij de beoordeling met daarbij genoemd de te behalen punten per predikaat:

  • DIS is Diskwalificatie en 0 punten; het dier is uitgesloten door een fout van de fokker
  • O is Onvoldoende en 0 punten; de laagste beoordeling voor een dier met een ernstige fout
  • V is Voldoende en 90 punten; het dier beantwoordt nog net aan de standaardbeschrijving
  • G is Goed en 91 en 92 punten; het dier is een matige tot goede vertegenwoordiger van het ras
  • ZG is Zeer Goed en 93, 94 of 95 punten; de punten geven aan dat het om een krappe, een gemiddelde en een royale ZG gaat, waarbij de laatste een hele mooie vertegenwoordiger van het ras is
  • F is Fraai en 96 punten; het dier en vooral ook het type (vorm) is beoordeeld als fraai, dus in totaal een fraai exemplaar
  • U is Uitmuntend en 97 punten; dit dier benadert op alle onderdelen het ideaalbeeld.
Een Beoordelingskaart die aan de kooi hangt
Een beoordelingskaart die aan de kooi hangt

Prijzen

Het toekennen van de verschillende prijzen, zoals beschreven in het vraagprogramma, volgt als alle dieren gekeurd zijn.
De gewonnen prijzen worden in een aparte lijst in de catalogus opgenomen in volgorde van prijsnummer. De nummers van de prijzen zijn ook in het vraagprogramma opgenomen.
De inzender ontvangt de gewonnen prijzen meestal op de tentoonstelling. Geldprijzen worden soms overgemaakt via de giro- of bankrekening.
Veel fokkers vinden het naast het winnen van prijzen net zo belangrijk dat ze goede fokresultaten hebben bereikt.
Misschien is dat voor hen wel de belangrijkste prijs.

Uitkooien

Als de show afgelopen is worden de dieren rustig uit de kooien genomen.
Let goed op dat de juiste dieren worden meegenomen en niet per ongeluk een dier van iemand anders.
Omdat het nummer van de kooi en het ringnummer op het etiket van de verzendkist staan is controle mogelijk.

Terug in de hokken

Thuis gekomen worden de dieren weer in hun eigen omgeving geplaatst. Zijn er geen grote temperatuurverschillen tussen de tentoonstellingshal en het eigen hok en is er nog daglicht, dan kunnen de dieren direct terug gezet worden.
In het donker terug plaatsen kan ook, maar dan moeten de dieren op de zitstok gezet worden. Blijven de dieren een nacht in de transportkist, dan wordt deze in een tochtvrije schuur of garage geplaatst. De ventilatieopeningen mogen niet geblokkeerd worden.
De volgende ochtend zijn de dieren goed gewend en kunnen dan weer terug naar hun vertrouwde omgeving.

Fokkers willen met goede dieren graag naar meer dan één show. Dat kan wel, maar tussen beide shows moeten de dieren voldoende rust krijgen. De optimale uitstraling komt dan weer terug.
Een rustperiode van minimaal een maand tussen twee shows is wel nodig. Een goede richtlijn is ook dat een dier in een tentoonstellingsseizoen niet vaker dan driemaal naar een tentoonstelling wordt gebracht.

Stel al je vragen en wissel ervaringen uit in de Facebook groep over kippen.

Alle lijsten en documenten mbt hoenders op één plek.

Watervogels

Watervogels zijn een kleurrijke groep vogels en daardoor erg populair. We onderscheiden gedomesticeerde en oorspronkelijke rassen.

Lees verder >

Lid worden

Om deel te mogen nemen aan een tentoonstelling is het belangrijk dat je lid bent van Kleindier Liefhebbers Nederland.

Tentoonstellingen

Momenteel zijn er geen geplande tentoonstellingen...